‘Men noemt geen koe bont…’

Hoe is het gesteld met de kennis van het Nederlands? De win’ vroeg het aan twee docenten én deed de proef op de som. Hoeveel fouten zie jij?

Nederlands is geen gemakkelijke taal. Onlangs nog stelde opiniepeiler en I-padgoeroe Maurice de Hond voor om de ‘ei’ klank te schrappen en te vervangen door de ‘ij’ (dan krijgen we straks dozen met ‘ijeren’). Niet alleen de spelling en grammatica zijn bekende struikelblokken, ook spreekwoorden en gezegden kunnen leiden tot hilarische of juist irritante verhaspelingen. En dat terwijl helder en correct taalgebruik nog steeds heel belangrijk is, bij vrijwel elk vak.

“Mijn favoriete voorbeeld is: ‘De overheid moet een belangrijke vinger tussen de deur houden.’ Toen ik dat las, kromp ik ineen van de pijn,” vertelt Levien Rademaker, docent bij HRM. Maar het is niet alles kommer en kwel. “De niveauverschillen tussen de studenten zijn erg groot. Sommige kunnen heel goed formuleren; bij anderen is het echt een probleem.” Rademaker denkt niet dat het taalgebruik vroeger beter was. “Ik denk wél dat je als leraar óók leert, en daardoor steeds meer fouten ziet. Ik corrigeer niet alles, maar zeker wel een deel. Bij afstudeerscripties kan het gebeuren dat er zó veel taalfouten in staan dat we het werk alleen daarom teruggeven. Bij tentamens zijn we minder kritisch, omdat de studenten dan gestrest zijn – en ze niet over autocorrectie beschikken.”

Geen belangstelling
Carl Brüsewitz, tot voor kort lerarenopleider Nederlands, was 34 jaar verbonden aan Windesheim, heeft ook niet de indruk dat het niveau in die tijd is gedaald. “Maar je kunt het taalniveau zeker als een probleem beschouwen – wanneer je bedenkt dat de eisen die we daaraan stellen niet hoog genoeg kunnen zijn. We moeten ons realiseren dat correct taalgebruik heel belangrijk is in elk beroep.” Wat hem betreft mag Windesheim daar meer aandacht aan besteden. “Het lijkt wel alsof we het taalniveau belangrijk vinden op de basisschool en in het voortgezet onderwijs. Als studenten op de hogeschool komen, dan krijgen vooral taalfouten de aandacht. Maar als je geen systematische aandacht besteedt aan het taalniveau op de hogeschool, dan lijkt het alsof je denkt dat het wel goed komt, dat je het op z’n beloop kunt laten. Dat is een misverstand. De taalverwerving verloopt boven een bepaald niveau niet meer automatisch. Daar moet je aandacht aan besteden.”

Rademaker heeft een mooi voorbeeld: “De laatste jaren is het taalgebruik bij ons vooruit gegaan omdat we hier bij HRM veel meer aandacht zijn gaan besteden aan zakelijke communicatie en het schrijven van beleidsstukken.”

Brüsewitz: “Ik ben geen tegenstander van lessen in het Engels. Maar daarvoor geldt exact hetzelfde als voor Nederlands: kwaliteit komt niet vanzelf aanwaaien. Voor Engels bestaat een duidelijk beleid om het niveau van de docenten en studenten op te krikken. Waarom dan ook niet voor Nederlands?”

Het taalgebruik is volgens hem niet versimpeld – maar de normen zijn ruimer geworden. “De dwang van het Standaardnederlands is grotendeels verdwenen. Ik denk ook dat de beleving dat het taalniveau gedaald is, voor een deel voortkomt uit het feit dat er geen gezaghebbende groep, geen elite meer bestaat die bepaalt wat goed of fout is. Verschillende groepen hebben verschillende vormen van taal, en ze hebben in verhouding tot de standaardtaal meer status gekregen. Als leraar moet je je niet storen aan het taalgebruik van studenten. Dat helpt niet. Je moet in het oog houden wat de student aan taal nodig heeft om zichzelf te ontwikkelen, en je moet alert zijn op taaluitingen die problemen kunnen opleveren.” Rademaker: “Het gaat vaak om subtiele dingetjes, waardoor zo’n tekst toch moeilijker te begrijpen is.”

De spreekwoordentest
Het is het gesteld met de kennis onder studenten van de vaderlandse schat aan spreekwoorden en gezegden? Weten zij van de hoed en de rand, of staan ze regelmatig met een mond vol tanden? Om dat te weten te komen, voerde de redactie een klein onderzoekje uit. In totaal ruim zestig studenten kregen onderstaande tekst voorgelegd, met de opdracht: streep de fouten aan. De meeste kwamen niet verder dan veertien, vijftien fouten. Een enkeling zag ze bijna allemaal.

Verhaspelingen als ‘in het holst van de leeuw’ en ‘mierenzifter’ werden door vrijwel iedereen opgemerkt.  Daarnaast werd een aantal correcte uitdrukkingen iets te enthousiast als ‘fout’ aangestreept. En een aantal kromme uitdrukkingen klonk blijkbaar zo ‘normaal’ dat ze bijna nooit werden opgemerkt. Conclusie van de redactie: het is niet al goud wat er blinkt. De grote vraag is natuurlijk: zie jij wél alle foute uitdrukkingen in deze tekst?

04-men-noemt-ge-en-koe-bont02-win-05-10-november-2016

Tekst: Marcel Hulspas
beeldbewerking: Judy Ballast

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *